…Ik had depressie en zelfmoordgedachten en al dat soort dingen. Als ik niet een zeer ernstige Athëist was geweest, was ik er misschien niet eens meer. Want hé, er is geen leven na de dood….
(Joris J.; reactie op een blog van Bianca Toeps)
Als ik geen atheïst was geweest, dan had ik er misschien een einde aan gemaakt, schreef iemand op de blog van Bianca Toeps. Die opmerking intrigeerde me. Want zelf heb ik een exact tegengestelde ervaring: als het geloof er niet was, zou de zin van mijn leven me zijn ontgaan. De wetenschap dat God mij liefheeft draagt me juist door periodes van depressie héén. Periodes waarin het gevoel van eigenwaarde zo laag kan zijn dat het niet meer de moeite waard lijkt om te leven. Op die momenten hoef ik de basis van mijn waarde niet in mezelf te zoeken maar ligt die veilig verankerd in God.
Toch is het christelijk geloof niet alléén een bemoediging.
Voor mij als “alien” (voor wat ik daarmee bedoel, zie hier) is het ook:
- Een verklaring
- Een wegwijzer
- Een hulpmiddel
- Een onbereikbaar ideaal
Een verklaring
Het is heel fijn dat het christelijk geloof een aantal heldere verklaringen geeft met betrekking tot het menselijk bestaan. Niet alleen wordt verteld dat God de wereld gemaakt heeft, maar ook dat Hij mensen daarin een speciale plaats geeft.
Ook voor het lijden geeft het christelijk geloof een verklaring: zodra mensen hun eigen gang gaan tegen de regels in, gaat het fout. Daar zit een verrassend eenvoudige logica in.
Tenslotte - om niet nóg meer te noemen - God houdt ieder persoonlijk verantwoordelijk en je wordt daar op afgerekend.
Zonder deze basale opvattingen van het christelijk geloof zou de wereld voor mij - als persoon met ASS - nóg onbegrijpelijker zijn.
Een wegwijzer
In een tijd waarin we niet (langer) meer fulltime achter eten aan hoeven te rennen om aan een imminente hongerdood te ontsnappen is de vraag naar het doel van ons leven ook breder geworden.
Ik merk - omdat ik de dingen zwart/wit zie - dat ik moeite heb met de verklaringen die niet-gelovige mensen geven voor het doel van hun bestaan. Die verklaringen blinken in mijn ogen uit in vaagheid. Het is me al meerdere keren overkomen dat ik hoog-opgeleide, zeer actieve en productieve mensen vroeg naar het uiteindelijke doel waarvoor ze zo hard bezig zijn, en dat ze daar dan lang over na moesten denken voordat ze “geen idee” of een equivalent daarvan als antwoord gaven.
Het beste argument dat ik tot dusver heb gehoord is dat men als mens de verplichting voelt om in het belang te handelen van andere mensen of de mensheid als geheel. En in het verlengde ervan ligt dan de verantwoordelijkheid voor de aarde, als habitat van diezelfde mens. Maar alle puur materialistische visies op het leven komen uit bij dezelfde cynische slotsom dat wanneer de aarde “met al wat ze bevat” ineens uit het heelal zou verdwijnen dit geen enkel gevolg zou hebben; het zou onopgemerkt blijven. Met die gedachte in het achterhoofd vind ik het onmogelijk om nog een zin of levensdoel te bedenken. Volgens mij is die er uiteindelijk niet, en het lijkt me dat mensen die ánders beweren een bijzonder lenige redeneerkracht bezitten; of - en dat is waarschijnlijker - dit hele ultieme vraagstuk simpelweg verdringen.
En dat verdringen is voor mij onmogelijk. Het christelijk geloof is zeer uitgesproken over het doel van ons leven, hoewel ook wat dit betreft niet alle vragen beantwoord (kunnen) worden. Het grootste voordeel van het christelijk geloof is echter dat ons menselijk redeneren niet de maat van alle dingen is, maar dat er een autoriteit bóven ons staat. Dat wij niet alles van deze autoriteit - God - begrijpen kunnen, is geen belemmering om Hem te gehoorzamen. We vragen van onze kinderen ook niet pas gehoorzaamheid zodra ze al onze motieven volledig doorgronden.
De catechismus van de Rooms-Katholieke Kerk begint zo:
“God die oneindig volmaakt en gelukkig in zichzelf is, heeft, uit zuivere goedheid, in vrijheid de mens geschapen, om hem te laten delen in zijn eigen gelukzalig leven.”
Het doel van de mens is dus: met God leven. En dat doel bereiken betekent ook gelijk: wérkelijk gelukkig zijn. Dat is de wegwijzer van het christelijk geloof, het wijst zonder meer en voor de volle honderd procent naar God. Dat is de basis, en over de concrete uitwerking valt natuurlijk genoeg te zeggen - want God is niet zomaar Iemand met Wie je gezellig een middag doorbrengt. Maar dit is de enorme, fundamentele wegwijzer van het christelijk geloof. Er hoeft geen dag te beginnen zonder dat ik weet in welke richting ik moet kijken.
Een hulpmiddel
Naast de fundamentele wegwijzer biedt het christelijk geloof ook meer gedetailleerde instructies voor het leven. Bijvoorbeeld: heb je naaste lief zoals jezelf. Of: Voor God, de Vader, is alleen dit de reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood.
Kortom, ik moet dus voor anderen zorgen, en om het nog makkelijker te maken wordt er ook nog eens duidelijk gemaakt wie er voorrang krijgen.
Het christelijk geloof vertelt me ook dat ik geen schatten voor mij moet verzamelen op de aarde, omdat de mot en roest ze verderven.
Het kan zijn dat deze instructies voor de meeste mensen open deuren zijn, maar ik vraag me af of ik er zelf op gekomen was als het christelijk geloof ze mij niet voor zou houden. De meeste mensen zullen iets van compassie hebben voor de nood van de zwakkeren in de samenleving, maar het voordeel van deze instructies is dat ze een dergelijk gevoel niet vereisen. De opdracht ligt er gewoon, los van of ik me er vanbinnen toe gedrongen voel.
Een onbereikbaar ideaal
Tegelijk creëren deze concrete instructies wel een bepaalde spanning. Want het is onmiskenbaar zo dat het christelijk geloof aansluit bij wat normaal menselijk gedrag is, en daar vervolgens op voortborduurt en het bijstuurt.
Maar wát als je anders dan normaal bent aangelegd?
Heb je vijanden lief, wordt er gezegd. Dat is één van de lastigste uitspraken van Jezus. Echter, waar voor de normale mens de lastigheid zit in het woord ‘vijand’ zit hij voor mij in het woord ‘lief’. Impliciet gaat het christelijk geloof er vanuit dat mensen vriendschappelijke relaties onderhouden; en het houdt hen voor dat ze hun liefde uit moeten breiden naar álle mensen, tot zelfs hun vijanden toe. Lees bijvoorbeeld dit gedeelte uit Lukas 6:
En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben.
En als u goeddoet aan hen die u goeddoen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde.
Heel duidelijk wordt hier gedrag beschreven dat op zichzelf niet verkeerd is, maar waar de christen bovenuit hoort te stijgen. En voor de meeste gelovigen blijft dat een lovenswaardig streven dat tot aan de dood nooit helemaal bereikt zal zijn. Maar hoe onbereikbaar is dat ideaal dan voor hen überhaupt geen of minder ‘klik’ hebben met de ander?
Een spannende vraag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten