“Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken.”
Mattheus 5:44
In de Mattheus 5 vinden we een aantal keren een tegenstelling tussen de gelovigen en de (niet-gelovige) wereld om hem heen. De bergrede begint al direct met het apart zetten van de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen. Maar dit apart zetten is niet bedoeld om hen geheel te isoleren, ze worden juist met een doel apart gezet: om een zout en licht te zijn in de wereld - en het doel dáárvan is uiteindelijk dat de wereld God zal verheerlijken (Mattheus 5:16).
Binnen deze context van het doelgericht apart-gezet zijn van de gelovigen lezen we de tekst over het liefhebben van de vijand; de persoon die de gelovige vervloekt.
De vijand kan worden beschouwd als de tegenpool van de apart-gezette gelovige, en daarmee als de extreemste vorm van een niet-gelovige; de vijand is de wereldse persoon die van de gelovige het verst verwijderd is. Dit betekent tegelijk dat Jezus’ opdracht met betrekking tot de vijand mag worden betrokken op de hele niet-gelovige wereld; en het is ook niet te ver gezocht om het karakter van de vijand uit Mattheus 5:44 in meer of mindere mate terug te lezen in de hele niet-gelovige wereld.
In deze wereld heeft de gelovige dus een opdracht met een helder doel. Toen we tijdens een reis door Duitsland Hannover aandeden waren er twee momenten waarop ik een bijzondere indruk kreeg van de plaats van de Kerk in de wereld: in de Egidiuskerk en in de crypte van de st. Clemensbasiliek.
Egidiuskerk
De ruïne van de Egidiuskerk laat op een indrukwekkende manier zien dat de Kerk op aarde voor een groot deel hetzelfde lot deelt als de wereld. De bommen die op 9 oktober 1943 Hannover verwoestten, ontzagen de Egidiuskerk niet. Voor de bommen was het kerkgebouw een gebouw als alle anderen, van hetzelfde vergankelijke stoffelijkheid. Het vuur maakte geen onderscheid tussen het gewone en het sacrale.
De ruïne van de Egidiuskerk is het beeld van de mede-lijdende Kerk op aarde. Het lijden van de wereld laat de Kerk niet koud, ze ervaart het zelf ook, ze begrijpt het. De wonden die worden geslagen door het oorlogsgeweld zijn ook háár wonden. Juist dit mede-lijden van de Kerk stelt haar in staat om een zoutend zout te zijn, zout dat zich in het vlees bevindt om dat voor bederf te behoeden, en daardoor in feite een geheel vormt met het vlees. Én de Kerk is het lichtende licht, zoals de Egidius nu als een zichtbare getuige van de aardse gebrokenheid midden tussen de materiële welvaart staat. Een somber licht, maar desalniettemin zondermeer een lamp die de schijnheldere wereldduisternis in haar ware aard laat oplichten. Het in de wereld, maar niet ván de wereld wordt zichtbaar tussen de kale stenen van de Egidius.
Crypte St. Clemens
Vandaag de dag dient de crypte van St. Clemens als een plaats waar hoop en verdriet aan God kunnen worden voorgelegd.
De st. Clemensbasiliek is geen ruïne maar een fors kerkgebouw in het centrum van de stad. Toch valt het contrast met de drukke winkelstraat deze dinsdagavond op. Er is in de buurt geen mens te bekennen, en in het kerkgebouw lijkt zelf ook gesloten te zijn. De deur die naar de kleine crypte leidt is echter wel dicht, maar niet op slot. Deze crypte ademt verborgenheid en eenvoud, simpele houten banken en weinig franje, weinig wereldlijke pretenties.
Na ons druppelen uiteindelijk nog enkele mensen binnen, totdat om half zeven de avondmis begint. En die avondmis draait uiteindelijk slechts om één zaak, één gebeuren staat centraal. Dat is niet de homilie van de dienstdoende priester, die vanwege de buitengewoon slechte akoestiek en ons beperkte Duits in het geheel niet te volgen is. Dat is ook niet in de eerste plaats de liturgie die vanwege onze calvinistische achtergrond eveneens slechts beperkt meegeleefd kan worden.
Wat centraal staat die avond is precies datgene waarover de Heidelbergse Catechismus struikelt in zondag 30, namelijk het present stellen van Christus’ kruisoffer. Het is hier niet de plaats om de gedachtengang van de Heidelbergse bezwaren na te gaan, of de Rooms-Katholieke argumentatie ter verdediging. De scheidslijn ligt deze avond niet tussen Calvijn en Rome, maar ergens anders.
Deze avond zijn er namelijk ongeveer een tiental mensen bijéén die op een bepaalde, al niet dan niet geheel volmaakte wijze behoefte hebben aan Christus aanwezigheid. Mensen die daarvoor om half zeven naar deze crypte komen, in een bruisende stad die totaal andere prioriteiten stelt. Meer nog dan bij de Egidius wordt hier het apart-zijn, het heilige, van de Kerk zichtbaar. Ook deze misviering vindt plaats in de wereld, maar is tegelijkertijd radicaal onderscheiden van de wereld.
Hier ligt het geheim van de Kerk als zoutend zout: dat in haar midden Christus de Levende is; en dat Hij Zijn kinderen het leven geeft door Zijn lichaam en bloed. De Kerk is het zoutende zout voor de wereld, omdat ze datgene wat ze ontvangen heeft weer doorgeeft. Ook aan een vijandige wereld, of zelfs juist aan vijanden - want dat is precies wat Christus’ offer inhoudt, volgens Paulus in Romeinen 5:10:
Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon…
De Kerk bestaat dus uit verzoende vijanden. En Romeinen 5:10 is precies wat zichtbaar werd tijdens deze verborgen dienst daar in Hannover, om half zeven in de avond. Zo is Christus voor ons de Eerste die Zijn eigen opdracht uit de Bergrede vervult: Heb uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken.
Met dat voorbeeld van Christus mag de Kerk de wereld in; een wereld van mede-vijanden. Zoals we later tijdens onze reis in Trier lazen bij de st. Gangolfkerk: Trage Christus in die Welt. Met het doel dat God verheerlijkt wordt!
Prachtig!
BeantwoordenVerwijderen