1 Inleiding
In september 2023 hield de Christelijk Gereformeerde Arnold Huijgen zijn inaugurele rede aan de Protestantse Theologische Universiteit, met als titel: Uitgeblust of opgestookt: de herontdekking van de hel (Huijgen 2023a). Eind oktober verscheen zijn essay Waarom de wereld een hel nodig heeft (Huijgen 2023b), waarin hij zijn ideeën omtrent de hel verder uitwerkt.
De reacties die hierop verschenen in de media logen er niet om: Huijgen zou de kerk weer terug willen slepen in de Middeleeuwen, waar schuld en straf de boventoon voerden (1).
De vraag is echter of die kritiek gerechtvaardigd is. In dit paper onderzoek ik of de hel van Huijgen inderdaad die hel „van vroeger” is; preciezer geformuleerd, in hoeverre hij wat dit betreft in lijn staat van de traditie.
Dit doe ik door op een aantal punten een vergelijk te maken met wat Joseph Ratzinger schrijft in zijn boek Dood en eeuwig leven (Ratzinger 2009), waarin dezelfde problematiek wordt behandeld. Ratzinger was zo- wel een gezaghebbend als conservatief theoloog, en daarmee een geschikte vertegenwoordiger van de brede, traditionele kerkelijke leer (2).
Dit vergelijk tussen Ratzinger en Huijgen met het oog op de traditie doe ik op basis van wat Huijgen aanreikt in zijn essay. Het betreft de volgende zaken:
- De invalshoek voor het spreken over de hel
- De aard van de hel
- De aard van het kwaad
- Christus’ nederdaling ter hel
Van belang is overigens dat het werk van Ratzinger en het essay van Huijgen een wat verschillend karakter hebben. Zo besteedt Ratzinger slechts vier pagina’s aan de hel, terwijl Huijgen zijn essay van 85 pagina’s slechts als een aanzet beschouwt voor een uitgebreider werk dat nog moet verschijnen (3); maar wat Ratzinger schrijft staat weer in een bredere context van de leer van de laatste dingen.
2 De invalshoek voor het spreken over de hel
In dit essay stel ik de vraag waarom de wereld een hel nodig heeft. Zijn we niet beter af zonder?
- Huijgen 2023b, 13
Dit citaat is bepalend voor de gedachtengang van Huijgen in zijn essay, omdat het het startpunt van zijn betoog aangeeft: De wereld, en wij (als mensheid). Het is Huijgen er alles aan gelegen om aan te sluiten bij het moderne levensgevoel, om daar vandaan te vertrekken en te onderbouwen waarom de hel een plaats heeft of zou moeten hebben. Daarom besteedt hij ook relatief veel van de weinige pagina’s aan de bespreking van de tv serie „The Good Place”, en aan allerlei andere manieren waarop de „hel” een plaats heeft in het spraakgebruik - zoals de „klimaathel”.
Het is Huijgen echter niet alleen te doen om de beelden van nu. Hij neemt de lezer ook mee langs Jheronimus Bosch en Dante en hoe zij de hel hebben verbeeld.
Wat opvalt, is dat Huijgen de hel vooral plaatst op het niveau van menselijke en maatschappelijke problemen. De hel als uiterste consequentie van heel persoonlijke zonden komt hier en daar wel ter sprake (zoals op pagina 68, „Het slechte geweten is de hel, schrijft Luther. Het klaagt je namelijk aan, en je kunt er niet aan ontsnappen.”), maar dat zijn uitzonderingen. Omdat Huijgen de problematiek van de hel benadert vanuit de maatschappelijke ontwikkelingen en problemen lijkt hij daar minder aandacht voor te hebben.
Hoewel ook Huijgen spreekt over de existentiële ervaring van de hel (Huijgen 2023b, 61-62), is de hel voor hem toch vooral een noodzakelijk en bruikbaar „concept”, om in staat te zijn het kwaad een plaats te kunnen geven in het theologisch gesprek. De hel blijft daarbij steeds wat op afstand, abstract en klinisch.
Ratzingers bespreking van de hel is een onderdeel van zijn werk over de eschatologie, en komt na de bespreking van dood, opstanding en het laatste oordeel. Zijn insteek wordt treffend verwoord door de titel van het tweede hoofdstuk: „Dood en onsterfelijkheid - de betekenis van de leer van de laatste dingen voor het individu” (Ratzinger 2009, 73; cursivering van mij).
Allereerst staat de wereldproblematiek veel meer op de achtergrond dan bij Huijgen; en verder lijkt Ratzingers insteek omgekeerd van richting te zijn: de moderne mens wordt in confrontatie gebracht met de bestaande, traditionele leer. Ook de wetenschappelijke mens overigens, want Ratzinger gaat veel gedetailleerder in gesprek met de moderne theologie dan Huijgen doet.
Hiermee vertrekt Ratzinger vanuit het individu, en op basis daarvan trekt hij lijnen naar het meer algemene; Huijgen daarentegen begint bij de wereld en de moderne cultuur en komt dan ook wel bij de implicaties voor de individuele mens uit (4).
3 De aard van de hel
Huijgen
Vanuit de geschiedenis destilleert Huijgen drie opvattingen die ontstaan zijn over de aard van de hel:
Straf Vertegenwoordigd door Anselmus van Canterbury, die de theologie van Augustinus (die de hel zag als plaats waarin God de zonde straft met een eeuwigdurende kwelling) verder uitwerkte.
Reiniging Vertegenwoordigd door Origenes. Hij zag de hel als een plaats van reiniging (5).
Annihilationisme Hierbij ontvangen alleen de gelovigen onsterfelijkheid; de anderen worden vernietigd.
Het beeld van Anselmus en Augustinus is dat wat volgens Huijgen de meeste mensen tegenwoordig in gedachten hebben als ze spreken over de hel (Huijgen 2023b, 15) (6).
De vraag die Huijgen bezighoudt is of het „rechtvaardig” is dat mensen eeuwig worden gestraft. Huijgen heeft moeite met de bewijsvoering van Augustinus, en ook met die van de latere Anselmus. Anselmus’ argument dat Gods oneindige majesteit vereist dat de zonde oneindig wordt gestraft vindt Huijgen niet meer passend bij het denken van „moderne mensen” (Huijgen 2023b, 20). Door zich wat dit betreft te beroepen op de Verlichting en op de menselijke rede - en niet de traditie of de Bijbel, positioneert Huijgen zich meer in het liberale kamp dan zijn criticasters beseffen. Want juist in de behoudende protestantse kerken „worden nog altijd de twee wegen gepredikt, die naar het heil en naar het verderf” (Huijgen 2023b, 11); en daar wordt het oude, augustijnse beeld van de hel in stand gehouden.
Origenes stelde dat alle zielen uiteindelijk gered worden (7). Origenes geloofde dus niet in een hel zoals Augustinus die in gedachten had. Huijgen tekent op: „Als in dit denken van Origines dus zoiets als een hel bestaat, heeft die de kwaliteiten van het vagevuur uit de westerse traditie.” En verderop: „Volgens Origenes is er geen ander hellevuur dan het reinigingsvuur” (Huijgen 2023b, 23-25).
De leer van het annihilationisme stelt dat wel het vuur en de knagende wormen onsterfelijk zijn, maar niet hun slachtoffers. Volgens Huijgen past dit goed bij de moderne mens, omdat het de menselijke autonomie respecteert. Ongelovigen krijgen wat ze willen: dood is dood (Huijgen 2023b, 27).
Huijgens conclusie
Aan het einde van zijn essay concludeert Huijgen dat geen van de drie verklaringsmodellen op zichzelf volledig voldoet; iets wat hij „goed nieuws” noemt. Want volgens hem zijn theorieën hier altijd ontoereikend.
Christus verlost van de dreiging van de hel; en de hel is nodig omdat het de bestemming is van het kwaad. Zo wordt Christus’ nederdaling ter hel het belijdende beginpunt van het denken over de hel (Huijgen 2023b, 81).
Het kernwoord bij Huijgen als het gaat om het spreken over de hel is uitsluiting. Zo werd Christus in Zijn nederdaling ter hel door de mensen uitgesloten; en hij concludeert: „De hel begint waar de mensen elkaar vastpinnen, uitsluiten en afserveren” (Huijgen 2023b, 79).
Een bijzondere plaats neemt C.S. Lewis in, wiens werk „De grote scheiding” (Lewis 1977) door Huijgen op verschillende plaatsen wordt aangehaald. Kenmerkend voor Lewis’ opvatting is dat de hel „van de binnenkant op slot zit” (Huijgen 2023b, 54). Ook hier speelt het uitsluiten een rol, als actieve daad van de mens.
Ratzinger
Wat betreft de opvatting dat de hel een straf is, verwijst Ratzinger instemmend naar de gebruikelijke bijbelteksten over het vuur waarin de ongelovigen geworpen worden die ook Huijgen citeert (8). Opvallend is hier dat Ratzinger deze teksten interpreteert als sprekend over een eeuwige straf (9), en geen ruimte ziet voor de optie van vernietiging door een eeuwig vuur die de teksten volgens Huijgen ook kunnen bieden (10). Ook Ratzinger erkent de moeilijkheid van een eeuwige straf („ze gaat zo in tegen alles wat wij ons denken bij God en de mens”), en bespreekt de positie van Origenes in dit licht, als „de eerste (...) die stelde dat er op grond van Gods omgang met de geschiedenis aan het einde een totale verzoening moest plaatsvinden”. Origenes kent volgens hem te weinig gewicht toe aan het kwaad, dat „God (...) zelfs tot sterven kan dwingen” (Ratzinger 2009, 196); en hij voelt een spanning tussen het doordenken van het „systeem” dat inderdaad kan leiden tot het geloof in alverzoening, en „het Bijbelse getuigenis”. Tegelijk ziet hij er een poging in om binnen de theologie wat dit onderwerp betreft ook een plaats te geven aan barmhartigheid.
Ratzingers conclusie
Ratzingers conclusie is tweeledig (Ratzinger 2009, 196-197): Allereerst verklaart hij de hel als een gevolg van de vrije keuze die God de mens geeft om ook tégen Hem te kiezen. Mensen worden door God niet als onmondige wezens behandeld.
In de tweede plaats verbindt hij Jezus’ nederdaling ter hel aan deze vrijheid van de mens, en de diepe consequentie die dat met zich meebrengt. Het feit dat God in Jezus ter helle daalt bewijst dat de mens niet „door een listig idee uiteindelijk gereduceerd [wordt] tot een element in Gods plannen”. God lijdt en sterft, het „kwaad is werkelijk bestaand voor hem”.
Hij sluit af met de opmerking dat voor een heilige de hel geen dreiging is, maar een oproep om in „de donkere nacht van het geloof” de gemeenschap met Christus te zoeken; het eigen heil opzij te zetten voor het nut van anderen. Hier krijgt het betoog van Ratzinger een haast bevindelijk-gereformeerd element, als hij schetst hoe de ervaring van wat de hel in essentie is (namelijk, de totale Godsverlating) ook kan worden gedeeld door de gelovige.
Het vagevuur
Hoewel de bespreking van de hel in Ratzingers werk slechts enkele pagina’s inneemt, is een vergelijk qua omvang met het boekje van Huijgen niet helemaal eerlijk zonder ook Ratzingers behandeling van het vagevuur erbij te betrekken. Dit omdat Huijgen op diverse plaatsen naar het vagevuur verwijst. Hij doet dat, zoals al opgemerkt, als hij Origenes noemt; maar ook de hel uit C.S. Lewis’ werk heeft volgens Huijgen het karakter van een vagevuur, namelijk voor hen die er in zitten en besluiten er afscheid van te nemen (Huijgen 2023b, 55). Tenslotte lijkt de serie The Good Place in de beschrijving van Huijgen ook meer een vagevuur uit te beelden, vanwege het potentieel transformerende karakter (de mensen die zich daar bevinden komen tot een beter inzicht). Dus niet alles wat in Huijgens essay „hel” genoemd wordt, is dat ook in Ratzingers werk.
En het is juist in de bespreking van het vagevuur dat Ratzinger het persoonlijke element naar voren laat komen. Hij schrijft (Ratzinger 2009, 208): „Als de mens binnentreedt in zijn openbare werkelijkheid, gaat hij de definitieve bestemming binnen, en dus ook het eschatologische vuur. Die ontmoeting is een transformerend ‚ogenblik’ dat zich aan de aardse tijd onttrekt.” Maar die persoonlijke transformatie heeft ook bredere gevolgen, zoals Ratzinger op p. 209 schrijft: „Zijn eigen leven is in de anderen aanwezig als schuld of genade. De mens is niet enkel zichzelf.” Daarom ziet Ratzinger ook ruimte voor het gebed voor gestorvenen in het vagevuur: „De mogelijkheid om te helpen en te geven houdt voor de christen niet op bij de dood, ze omvat heel de communio sanctorum aan deze en gene zijde van de dood.” (Ratzinger 2009, 210). Ratzinger klimt zo op van het lot van het individu naar diens betekenis voor de grotere gemeenschap, en in feite voor heel de wereld.
Zo is bij Ratzinger naast het vagevuur de hel een onderdeel van de totale eschatologie met betrekking tot de mens, diens levensloop en diens relaties tot anderen. De hel is de overschrijding van de ultieme grens waar de mens definitief volhardt in zijn weigering van Gods genade. Ratzinger is hier kort over, misschien ook vanwege de hoop dat dit uiteindelijk niemand of slechts weinigen zal betreffen.
4 De aard van het kwaad
De titel van Huijgens boek stelt de vraag waarom de wereld een hel nodig heeft. Die focus verklaart waarom hij Anselmus’ gedachtengang zo snel van tafel veegt. Het kwaad wordt op deze manier het kwaad van de theodicee, van het lijden dat onschuldigen treft, van het algemene werelddrama waar ook individuen een rol in spelen.
Maar de vraag zou ook gesteld kunnen worden waarom God een hel nodig heeft. In dat geval krijgt de manier waarop Anselmus de zonde beschrijft in Boek 1, hoofdstuk 21 van Cur Deus Homo wel degelijk betekenis. De aard van het kwaad wordt dan anders, veel persoonlijker.
Ratzinger noemt Anselmus niet. De hel als straf wordt door hem wel aanvaard, maar niet in detail uitgewerkt. Uit wat hij schrijft over het vagevuur blijkt dat hij de zondigheid in de mens als een belemmering ziet om God te ontmoeten (en het vagevuur reinigt daarvan (11); de hel daarentegen bestendigt het). De hel is nodig omdat er teveel tussen God en de mens in kan liggen om hen te verenigen.
De vrije wil
Zowel Ratzinger als Huijgen kennen een rol toe aan het vrije handelen van de mens. Voor Huijgen is het de mens die verantwoordelijk is voor de uitsluiting (12), en hij stelt nergens dat God mensen actief verwerpt als onderdeel van de predestinatie (13).
Voor Ratzinger is de mens pas vrij als hij ook God kan verwerpen (14); en dat er een hel is bewijst dat het God ernst is met deze vrijheid.
5 Christus’ nederdaling ter hel
De sterkste overeenkomst tussen Huijgen en Ratzinger vinden we in hun behandeling van het geloofsartikel over de nederdaling ter hel van Christus. Huijgen citeert daar Calvijn, die spreekt over de „ernst van Gods wraak” die Jezus aan het kruis ervaart, en Luther die de existentiële ervaring van de gelovige vertolkt rond schuld en tekort (Huijgen 2023b, 61-62). Dit zijn elementen die eveneens bij Ratzinger terugkomen, waarbij de latere paus tegelijk opmerkt: „Het kwaad met zijn gevolgen is dus reëel, maar dat roept de vraag op of daarin niet ook een goddelijk antwoord zichtbaar wordt, dat de vrijheid (15) tot zich bekeren kan.” (Ratzinger 2009, 196)
De reden waarom juist hier Huijgen en Ratzinger elkaar raken, komt omdat Huijgen bij dit gedeelte meer het persoonlijke aspect benadrukt, iets wat Ratzingers werk als geheel kenmerkt.
6 Conclusie
Huijgens boek is vooral een zoektocht naar de bestaande ideeën over de hel, zowel oud als nieuw. De meest belangrijke conclusie die hij uiteindelijk trekt, is dat de hel kan worden geduid als een vorm van uitsluiting; iets wat mensen elkaar aandoen en wat de mensheid Jezus aandeed.
De verwijten dat hij oude denkpatronen weer in de kerk zou willen brengen, lijken te kort door de bocht. Huijgens stellige afwijzing van de opvatting van Augustinus en Anselmus wijst niet in die richting, en over het algemeen spreekt hij beperkt over de aspecten van zonde en schuld; het komt vooral naar voren bij de bespreking van de nederdaling ter hel.
Misschien is het boekje daardoor wel te modern geworden om volledig recht te doen aan de traditie - een traditie waarin de zondigheid van de mens ten opzichte van de heiligheid van God eigenlijk altijd wel een plaats heeft gehad. Omdat Huijgen dit tegelijk ook zeker niet ontkent, blijft het wat onduidelijk wat voor hem de rol van de zonde hierin is. Daarbij kan worden aangemerkt dat Huijgens nadruk op de hel als uitsluiting en het actieve, vrije handelen van de mens daarin (waarin hij overigens Ratzinger aan zijn zijde vindt), niet aansluit bij het orthodoxe protestantisme waar juist de nadruk ligt op Gods handelen.
Bij een verder vergelijk met Ratzingers werk valt op dat de latere paus minder de huidige denkwereld als bepalend beschouwt en gerichter de traditionele leer verwoordt. Dat doet hij wel met de moderne mens voor ogen, en ook in gesprek met de moderne theologie; waarbij de thema’s hel en vagevuur zijn ingebed in het grotere verhaal van de leer van de laatste dingen en de vragen rond de menselijke ziel.
Het zou goed zijn als Huijgen wat dat laatste betreft in een volgend werk de thematiek wat verbreedt. Want er is rondom het denken over de zaken ná de dood méér te noemen dan de hel alleen; en wellicht dat er dan ook meer licht valt op wat duister blijft.
Voetnoten
1 Zo schreef bijvoorbeeld Dirk van den Glind in Trouw: „Eeuwenlang is de bevrijdende boodschap van Jezus verraden in het stelselmatig cultiveren van menselijk onvermogen en het aanpraten van schuld. En nu tapt Huijgen weer uit datzelfde verderfelijke vaatje van angst voor een straffende god.” (Glind 2023)
2 Interessant detail daarbij is dat Ratzinger juist ook de gereformeerde christenen op het oog had in dit werk (Ratzinger 2009, 228).
3 Huijgen 2023b, 14
4 Het betreft hier overigens niet een onderscheid tussen individuele of collectieve eschatologie; het is juist Ratzinger die van het individuele naar het collectieve denkt (de redding van de ziel en de redding van de wereld aan het einde der tijden). Huijgens essay heeft zowel minder oog voor het individu als voor het het einde der tijden.
5 En dus een soort doorgangsplaats naar de eeuwige heerlijkheid.
6 Gezien de reacties in Trouw lijkt deze aanname te kloppen.
7 Omdat Gods almacht dat zou vereisen (Huijgen 2023b, 23)
8 „Alle interpretaties ten spijt: de idee van een eeuwige verdoemenis (...) heeft een vaste plaats verworven zowel in Jezus’ leer als in de geschriften van de apostelen” (Ratzinger 2009, 195).
9 „Het dogma staat dus op vaste grond, als het spreekt over het bestaan van de hel en over de eeuwige straf” (Ratzinger 2009, 195)
10 Huijgen 2023b, 37
11 Volgens Ratzinger is God in feite Zelf dat vuur: „De ontmoeting met de Heer is deze omvorming zelf, het vuur dat hem loutert tot een gestalte die geheel gezuiverd is...” (Ratzinger 2009, 209)
12 Huijgen 2023b, 63
13 Wel houdt Huijgen de mogelijkheid open dat God oordeelt, zie Huijgen 2023b, 56.
14 Christoph Hübenthal geeft in zijn recente verhandeling over de hoofdzonde van de Gulzigheid een beeld van hoe ver dit kan gaan, en hij definieert de zonde als „de precieze kennis van het goede verbonden met de vrije wil tot het tegenovergestelde.” (Hübenthal 2023, 136)
15 Namelijk, de vrijheid van de mens om zich van God af te keren.
Referenties
Canterbury, Anselmus van. 1909. Cur Deus Homo. Edinburgh: John Grant.
Glind, Dirk van den. 2023. „God straft ongelovigen met de hel: ongelooflijk dat een hoogleraar zoiets beweert”. Bezocht op 01-11-2023. https://www.trouw.nl/opinie/god-straft-ongelovigen-met-de-hel-ongelooflijk-dat-een-hoogleraar-zoiets-beweert~b018ac82/.
Hübenthal, Christoph. 2023. „Gulzigheid”. In Zeven hoofdzonden en een paar deugden, red. door Carl Sterkens en Christoph Hübenthal, 126–145. Nijmegen: Radboud University Press.
Huijgen, Arnold. 2023a. Uitgeblust of opgestookt: de herontdekking van de hel. Inaugurele oratie aan de Protestantse Theologische Universiteit.
— . 2023b. Waarom de wereld een hel nodig heeft. Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers.
Lewis, C.S. 1977. The Great Divorce. New York: Macmillan Publishing Co.
Ratzinger, Joseph. 2009. Over dood en eeuwig leven. Tielt: Uitgeverij Lannoo.
Ik ben onder de indruk van deze heldere bespreking, waarbij je het werk van Huijgen in een breder perspectief plaatst. Dankjewel!
BeantwoordenVerwijderen