Kerstverhaal 2023
Ik weet niet of jullie Puk wel eens hebben ontmoet? Steek je vinger eens op? Ik bedoel, een keer in de winkelstraat of zo, als je langs de speelgoedwinkel komt? Een paar weken geleden zag ik hem hij bij de etalage, met zijn neus tegen het glas. Met dat rode petje van hem, wat hij ooit kreeg toen hij acht werd en nu als een soort dopje op zijn grote hoofd staat.
Ja, jullie hebben hem vast wel eens een keer gezien. Maar echt goed kennen jullie hem waarschijnlijk niet, want hij zit niet bij jullie op school. Puk zit op een soort speciale school. Kijk, op jullie school leren jullie van alles door elkaar en dat gaat meestal wel goed. Okee, soms vergeet je een keer wat maar dat haal je de dag erna dan weer in. En voor wie het een beetje moeilijk vindt is er een agenda waar je alles in kan opschrijven.
Maar bij Puk werkt dat allemaal nét wat anders. Geloof het of niet, maar Puk kan ab-so-luut maar aan één ding tegelijk denken. En je snapt dat dat best wel eens lastig is, vooral als je net als Puk al héél lang steeds aan hetzelfde moet denken. Al een jaar of vier. Minstens.
Is één van jullie wel eens bij Puk thuis op zijn kamer geweest? Dan weet je precies wat ik bedoel. Sommige mensen kunnen maar aan één ding denken, en dat is bijvoorbeeld rijk worden. Of, beroemd. Of astronaut. Dat kan je nog begrijpen. Maar Puk? Het is trouwens al een hele klus om zijn kamer binnen te komen, die staat stampensvol. Met een hele hoop verschillende dingen, die toch allemaal hetzelfde zijn. Want dat éne - dat ene waar Puk dus al jaren aan denkt - dat is de Eiffeltoren. En Puk heeft letterlijk - of nou ja, bijna letterlijk - álles van de Eiffeltoren.
Eiffeltoren posters. Boeken. Pennen. Stickers. Miniatuur Eiffeltorentjes van plastic, netjes op een rij op de boekenplank. Eiffeltorens van steen. Een enorm pluche Eiffeltoren. Eiffeltorenmuziek (ja, echt, muziek!). Een Eiffeltoren dekbedovertrek. Een plafondlamp in de vorm van de Eiffeltoren. Werkelijk alles. Je kan het zo gek niet bedenken.
Of nou, ik zei dus net - bijna alles. Want dat ene staat niet bij hem op de kamer, maar dat staat in de etalage van de speelgoedwinkel. Een enorme Legodoos van de Eiffeltoren. Met natuurlijk de toren zelf, maar allerlei dingetjes eromheen en eronder. Poppetjes die vergeleken met de hoge toren zó klein zijn dat je ze bijna niet ziet, met verrekijkers in de hand en camera’s waarop werkelijk gigantische telelenzen zijn geschroefd. En dan dat magische getal op de doos: 10001 onderdelen.
En daarom vroeg ik dus of jullie Puk wel eens hadden gezien, daar in de winkelstraat. Want inmiddels woont hij daar bijna. En op de etalageruit zou je een rondje kunnen tekenen en erbij zetten: gereserveerd voor de neus van Puk; geen fietsen parkeren.
O ja, en dat vergat ik ook nog, kijk, Puk zit niet bij jullie op school en dat komt dus - nou ja, dat vertelde ik net, maar dat komt ook omdat Puk al veertien is. Dat is best wel groot. Eigenlijk best wel een beetje te groot om alleen maar aan de Eiffeltoren te denken. Dáárom zit Puk niet bij jullie op school, en dáárom staat hij in de winkelstraat met zijn neus tegen het glas te staren naar die Legodoos. En om hem te kwellen hebben ze in de winkel ook nog eens, zo vlak voor Kerst, één doos uitgepakt en alles opgebouwd - gewoon ín die etalage. Met alles erop en eraan, de hele toren, de minuscule poppetjes en hun enorme camera’s.
En als je goed kijkt, als je Puk daar zou zien staan, dan zou je ook de tranen in zijn ogen zien.
=== === ===
Puk heeft een vader en een moeder. En misschien nog broertjes of zusjes, maar dat weet Puk zelf eigenlijk nauwelijks. Inmiddels begrijp je wel hoe dat komt. Maar Puks vader heeft natuurlijk gemerkt waar Puk de hele tijd aan moet denken, het zou ook erg lastig zijn om dat niet te merken. En anders vertelt Puk het ook wel, zoals pas. Want Puk weet dat hij rond de Kerst een kado mag vragen, en hebben jullie enig idee wat dat voor kado zou zijn?
Puk zag het al helemaal voor zich, die avond van 24 december, de Legodoos netjes ingepakt met het papier van de speelgoedwinkel, onder de kerstboom. En dan zou hij de dag erna -
Wacht even, ik moet dat nog even uitleggen, eigenlijk heeft het allemaal niets met Kerst te maken. Puk is geboren op 25 december. Maar diep in zijn hart denkt Puk nog steeds dat het kerstfeest ooit is ingesteld vanwege zijn geboorte, en het is moeilijk om hem van dat idee af te brengen hoewel hij best wel wat weet over de Heere Jezus. En die kerstboom is trouwens helemaal geen echte kerstboom maar één of andere kamerplant die moeder al jaren te groot heeft laten groeien.
Maar goed, waar was ik - Puk hoopte dus dat zijn vader die Legodoos zou kopen. Puk had zelfs zijn vader meegenomen naar de winkel, gewézen had hij, met zijn vinger. En vader had geknikt en geglimlacht.
=== === ===
Maar nu, 24 december, vlak voor Kerst, nu glimlacht Puk niet. Want hij heeft gezien wat er onder de boom ligt; ik bedoel, onder die kamerplant. Er ligt helemaal niks. Of nou, niks, er ligt wel wat maar dat is niks. Een witte envelop. Met zijn naam erop, dat dan nog net. Geen Legodoos. Geen Eiffeltoren van anderhalve meter hoog, met poppetjes en enorme camera’s.
Puk heeft niets gezegd, maar het wel begrepen. En daarom is hij nu weer hier, in de winkelstraat. Bij de etalage. En daarom zit er steeds weer een lastige traan in zijn ogen.
Als vader hem bij het vallen van de duisternis maar eens komt ophalen, borrelt alles bij Puk omhoog. “Ik wil die,” huilt hij, en hij wijst met zijn vinger naar de etalage. “Ik wil geen brief!”
“Aha, is dát het,” zegt vader. “Ik snap het. En toch weet ik zeker dat je morgen veel blijer bent met die brief dan met die doos Lego.”
Puk schudt wild zijn hoofd. “Kan niet.”
Vader kijkt hem aan. “Morgen is het je verjaardag, maar wat is het morgen nog méér?”
Puk haalt zijn schouders op. “Kerst,” zegt hij kortaf.
“Ja. En lang geleden, toen de Heere Jezus geboren werd, weet je wat de mensen toen eigenlijk graag wilden hebben? Ze wilden een hele rijke, sterke koning die met z’n zwaard alle vijanden het land uit zou jagen. Daar vroegen ze God ook om, ze wilden dat eigenlijk net zo graag als jij die Legodoos.”
Puk kijkt even naar de etalage, waar alles nog net zo stond als altijd. Met zijn hand veegt hij een traan weg.
“En weet je wat er toen gebeurde? Er werd een heel klein baby’tje geboren in een vieze stal. Wat dachten die mensen toen? Die dachten misschien wel hetzelfde als jij toen je die witte brief zag.”
Puks ogen worden groot. Hij snapt het eigenlijk niet goed, dat de Heere Jezus Die als baby geboren werd op die witte brief onder de boom leek. Vader zei wel vaker moeilijke dingen. En ik weet niet wat jullie ervan vinden, maar het is ook wel een beetje raar om tegelijk over de Heere Jezus en Lego te praten, toch?
“Die mensen dachten, wij willen geen arme baby, we willen een sterke koning!” gaat vader verder. “Maar de mensen waren eigenlijk dom. Want de Heere Jezus was een veel sterkere koning omdat Hij de duivel kon verslaan. De mensen kregen veel meer dan ze aan God hadden gevraagd. Ze vroegen om een sterke koning, ze kregen de allersterkste.”
Vader kijkt Puk aan. “Ik heb het gezegd, Puk, het is écht waar, morgen ben je blijer met die brief dan je met die Legodoos zou zijn geweest!”
Hij steekt zijn hand uit. “Wil je me geloven?”
Puk kijkt naar vader; naar diens gezicht en naar zijn uitgestoken hand, van de één naar de ander. Er gaat een orkaan rond in zijn hoofd, en hij snapt er helemaal niets van. Tranen wellen weer op in zijn ogen, maar hij veegt ze snel weg.
Dan steekt vader ook zijn andere hand uit, en maakt een kommetje. Zijn ogen staan zacht en vriendelijk, ziet Puk. Nee, hij snapt er niets van, en toch legt hij zijn hand in de handen van vader.
Vader drukt hem tegen zich aan. “Het komt goed Puk, echt, het komt goed. Morgen is het feest!”
=== === ===
De dag erna staan ze met zijn drieeën bij de boom. Misschien zijn er ook nog broertjes of zusjes bij, maar dat merkt Puk niet. Puk ziet alleen die witte brief. De brief die mooier is dan die grote doos Lego.
Vader lacht. “Nou, ik zou zeggen, maak hem maar open, Puk!”
Met trillende handen pakt Puk de brief en peutert hem aan de bovenkant open. Gehaast haalt hij er wat velletjes uit die hij bijna op de grond laat vallen. Er staan letters op, veel te veel letters om het te kunnen lezen.
Hij staart naar de papieren, dan naar vader, en bijna komen de tranen weer terug. Maar vader legt zijn hand op zijn schouder.
“Weet je wat dat zijn, Puk?” vraagt hij, nog steeds lachend. “Dat zijn kaartjes voor de trein. Twee kaartjes, eentje voor mij - én natuurlijk eentje voor jou. En weet je waar we naartoe gaan?”
Er klikt iets in Puks hoofd, hoe het kan, dat snapt niemand, maar hij weet het ineens. “Naar de Eiffeltoren?”
Vader klapt in zijn handen. “Ja!! We gaan er zelf naartoe! Wat vind je daarvan?”
Maar Puk is zó verbaasd dat hij helemaal geen antwoord kan geven.
=== === ===
En als je met ze mee was gereisd, dan had je Puk daar onder de Eiffeltoren zien staan. Met zijn vader ernaast, als een klein poppetje dat een camera vasthield met een enorme telelens. Af en toe moet vader Puk eraan herinneren om z’n mond dicht te doen, zó fantastisch vindt hij het allemaal.
“En, klopte het, wat ik zei van die brief?” vraagt vader.
Puk knikt, terwijl hij bijna niet durft te knipperen met zijn ogen omdat hij bang is dat hij dan minder ziet.
“Dat dacht ik ook,” zegt vader. “Maar dit is nog niet alles. Ga je mee naar bóven?”
Puk kijkt omhoog, en hij wordt haast duizelig van al dat staal, dat eindeloos hoog boven zijn hoofd uittorent.
“Naar bóven?” griezelt hij, “Helemaal naar boven?”
“Je durft toch wel?”
En óf Puk durft. Als ze in de lift staan vertelt vader hoe bijzonder de lift is, en dat er maar één zo’n lift op de hele wereld bestaat. “Maar ja, er is ook maar één echte Eiffeltoren!” lacht hij.
Eindeloos lang zoeft de lift, steeds hoger en hoger. Halverwege, als Puk al hoger staat dan hij ooit heeft gedaan, moeten ze zelfs overstappen op een ándere lift die hen naar het topje brengt. Boven stappen ze uit, en nu lijkt de Eiffeltoren nóg groter geworden, het is alsof de toren het enige is dat er nog bestaat. Nee, dit is geen Eiffeltoren van een anderhalve meter Lego, maar eentje van wel driehonderddertig meter hoog ijzersterk staal. Geen bouwwerk met 10001 piepkleine plastic onderdeeltjes, maar eentje met 18038 delen van ijzer. En op dat machtige bouwwerk, waar hij al jaren over heeft gedroomd, daar staat hij nu!
Puk en zijn vader hebben een geweldig uitzicht. Vader maakt foto’s en Puk kijkt rond. Hij laat zijn ogen langs al dat staal naar beneden glijden, steeds verder en verder, waar alles steeds kleiner en kleiner wordt totdat je het haast niet meer ziet. De mensen op de grond zijn nog veel kleiner dan de poppetjes uit de Legodoos. Hij krijgt er een raar gevoel van in zijn buik. Daar liepen vader en hij net nog.
Dan kijkt hij weer naar omhoog, tot aan het puntje van de Eiffeltoren - en dan verder, de lucht in. En er komt ineens een gedachte bij hem op, zo’n heel gekke gedachte: als ik nu mijn vinger uitsteek, denkt hij, dan kan ik bijna de hemel aanraken…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten