woensdag 1 mei 2024

Noem mij geen vriend

Bij autisme gaat niet alles vanzelf. Eén van die dingen kan bijvoorbeeld vriendschap zijn: heel normaal en vanzelfsprekend, behalve als het dat niet is. Vooral niet als je er eenmaal te lang over na gaat denken - want dan blijkt het een behoorlijk complex gebeuren. Zoals ik zelf heb ervaren, en hieronder uitwerk. 

Uiteraard zijn dat mijn eigen overwegingen en dit hoeft niet hetzelfde te werken bij andere mensen met (hoog-functionerend) autisme!

Viervoudige verbinding

Aanvankelijk dacht ik dat er bij een vriendschap twee verbindingen zijn: de verbinding van de Ik naar de Ander en de verbinding van de Ander naar de Ik, wat al complexer is dan slechts één verbinding zien, een verbinding tussen de Ik en de Ander. Want door twee verbindingen te herkennen, komt er meer ruimte voor de eigen persoonlijke inkleuring van beide personen in de vriendschap. Dat de Ik de vriendschap op een bepaalde manier ervaart is geen garantie dat de Ander dat ook zo doet.

Maar bij verder nadenken ontdekte ik dat er geen twee, maar vier verbindingen te onderscheiden zijn. Hierbij stel ik mij overigens een Ik voor die hoog-functionerend autisme heeft, en een Ander die dat niet hoeft te hebben.

De eerste verbinding

Allereerst is er wat de Ik in de Ander ziet. Dit begint bij de eerste ontmoeting, de eerste indruk die de Ik van de Ander krijgt. Na verloop van tijd vormt de Ik zich een beeld van de Ander, en de Ander krijgt een plaats in het interne universum van de Ik. Bepaalde zaken van de Ander spreken de Ik aan, die leveren zogezegd de Ik iets op. Deze eerste verbinding is een ontvangende verbinding: de Ik ontvangt de Ander, of beter gezegd, de Ik ontvangt bepaalde eigenschappen van de Ander. De Ander is hierin passief, het is de Ik die bepaalt hoe die de Ander ervaart en interpreteert.

De tweede verbinding

Alleen, matcht het beeld dat de Ik creëert van de Ander wel met de werkelijkheid? Matcht wat de Ik ontvangt van de Ander wel met wat de Ander geeft? Het beeld dat de Ik maakt kan incorrect zijn vergeleken met de perceptie van de Ander met betrekking tot zichzelf - het beeld kan niet alleen afwijken van hoe de Ander is maar ook met hoe de Ander zichzelf ervaart.
Deze potentiële spanning toont dat er een tweede verbinding is, die gevend van aard is. In een vriendschap geeft de Ander zich aan de Ik. En wanneer de interpretatie van wat wordt gegeven en ontvangen verschilt tussen de Ik en de Ander ontstaat er een conflict.

De derde en vierde verbinding

Hier eindigt de complexiteit echter niet. Want in een goede, gezonde vriendschap is er geen sprake van éénrichtingsverkeer, en tot nu toe hebben we het alleen gehad over wat in de vriendschap aan de Ik wordt gegeven en door de Ik wordt ontvangen. Er is als derde ook de Ik die aan de Ander geeft, en als vierde de Ander die ontvangt. Dit houdt in dat analoog aan de Ik ook de Ander een beeld internaliseert van wie de Ik volgens de Ander is.

Onzekerheden

Dit betekent dat er dus voor elke vriendschap die de Ik aangaat met een Ander vier aandachtspunten zijn. Twee heeft de Ik zelf in de hand: wat / hoe de Ik ontvangt, en wat / hoe de Ik aan de Ander geeft. De andere twee liggen in de handen van de Ander en zijn vanuit het perspectief van de Ik uiterst onzeker (vooral in het geval van een autistische Ik).
Wanneer de Ik de Ander internaliseert is er vrijwel altijd sprake van vereenvoudiging. De Ik zal bewust of onbewust de Ander proberen te "begrijpen" of omvatten vanuit diens referentiekader, en al snel komt dit neer op het "passend" maken van de Ander - de Ander wordt "in een hokje" van de Ik geplaatst. Nu is het mijn eigen ervaring dat mijn hokjes niet erg werkelijkheidsgetrouw zijn. En zal er vrijwel standaard een conflict optreden met wat de Ander in feite geeft (of dénkt te geven). Het verraderlijke hierbij is dat dit niet altijd onmiddellijk helder wordt, waardoor het des te ingrijpender of verrassender is wanneer dit wél naar boven komt. 

Om dit mogelijke conflict te vermijden is het van belang dat de Ik regelmatig verifieert of wat de Ik meent te ontvangen in de vriendschap ook datgene is wat de Ander geeft - zeker als de Ik van zichzelf weet dat diens interpretatie van wat de Ander geeft moeizaam is.

Wat misschien de grootste onzekerheid is voor de Ik, is de manier waarop de Ander de Ik ontvangt en internaliseert (met andere woorden, welk beeld de Ander van de Ik heeft). Dit kan ertoe leiden dat de Ik zich in het geven op een bepaalde, bewuste manier gedraagt om daardoor een bepaalde zekerheid af te dwingen in hoe de Ander de Ik ontvangt. Waarbij het de vraag is hoe effectief dit is, en of het niet juist contra-productief werkt.

De manier van communiceren speelt hierin ook een rol. Gewoonlijk heeft appen of e-mailen de voorkeur vanwege het prikkelarme karakter. Louter de tekst hoeft te worden geïnterpreteerd en niet een scala aan andere, subtiele lichaamsuitdrukkingen die de Ander maakt. Dit werkt over het algemeen prima, maar de kans is bij deze manier van communicatie nog veel groter dat de Ik een afwijkend beeld ontvangt van de Ander dan de Ander zelf geeft of wil geven.

Conclusie

Wat mij in deze gedachtengang (van mij) opvalt, is dat de focus ligt op de fundamentele "anders-heid" van de Ander, en niet op het gedeelde element in de vriendschap. Dit zorgt ervoor dat vriendschappelijke relaties al snel als "probleem" ervaren worden, want in het populaire spraakgebruik gaat vriendschap juist om dat gedeelde element. 
Omdat vanuit mijn perspectief er geen werkelijk gedeeld element kan zijn - want er bestaat nooit honderd procent zekerheid over een gelijke interpretatie van dat gedeelde element door de Ik en de Ander - is het voor mij moeilijk om het woord 'vriend' of 'vriendschap' te gebruiken. Het is eenvoudiger om plaats daarvan slechts concreet te benoemen wat de Ik aan de Ander geeft, en hoe de Ik de Ander ontvangt zonder te verlangen dat de Ander daar hetzelfde bij ervaart. In plaats van vriendschap meer een praktisch contract tussen twee partijen; maar dit klinkt wel erg zakelijk. Misschien is het tijd voor een andere term voor deze "vriendschap-light"-vorm waarbij het helder is dat er begrip is voor het fundamenteel niet-begrijpen van elkaar. 

Een Ander die in contact komt of wil komen met een "alien" (iemand met hoog-functionerend autisme) zou ik vooral willen adviseren niet te snel met het woord "vriend" te strooien. Het woord kent - zoals hierboven uitgewerkt - een mate van complexiteit die hoge verwachtingen wekt en het is maar de vraag of de autistische Ik daar erg van gecharmeerd is.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten